Op de middelbare school hadden wij - lang geleden - het vak 'tekenen'. Ik weet niet of het nog bestaat of dat het wegbezuinigd is, dan wel herdoopt tot 'vrije expressie'. In ieder geval namen wij deze, destijds nog niet gebezigde term al letterlijk, hetgeen erop neerkwam dat we met bordewissers door de klas gooiden. Een meisje dat al twee jaar werkte aan een Japanse inkttekening werd het slachtoffer. Haar inktpot werd vol getroffen, waarna de vloeistof geheel volgens de wet van Murphy over het papier stroomde. Noeste jarenlange arbeid werd in luttele seconden vernietigd.
Met dit voorval in het achterhoofd begon ik te lezen in de strip De gele kruik, 'twee verhalen in Japanse traditie' van de jonge Amerikaanse striptekenaar Patrick Atangan. Schitterende in aardetinten getekende Japanse klassieke prenten. Wat een werk moet het zijn geweest om de Japanse schilderkunst tot leven te wekken! Nu is een ongeoefende middelbaar scholiere niet te vergelijken met een striptekenaar, maar het is wel Atangans eerste stripboek. Aan zijn tekeningen is dat overigens niet te merken, want die zijn stuk voor stuk kunststukjes en een hommage aan schilders als Hokusai.
De tekst begint met: 'Er was eens... in het land dat Japan heet... een slaperig dorpje.' We stappen een fabeltje binnen, dat zich afspeelt in een tijd waarin men bij manga nog aan een vrucht dacht. Ondanks zijn sporadisch moeilijke woordgebruik lijkt Atangan een doelgroep van kinderen op het oog te hebben gehad. Die zullen genieten van twee fantasierijke fabeltjes met een goede afloop. Voor volwassenen is het verhaal wat magertjes, zij zullen het met name moeten doen met de fraaie tekeningen in oud-Japanse stijl.