Superheldenverhalen vormen de kern van het Amerikaanse stripverhaal, zo wordt althans vaak gedacht. Hoewel de superhelden vanaf de verschijning van Superman en Batman eind jaren dertig al snel beeldbepalend werden voor het medium strip, bleven daarnaast veel mainstream stripverhalen van geheel eigen karakter verschijnen zoals Peanuts, Dennis the Menace en Beetle Bailey. In meer en minder diepgaande beschouwingen over de strip blijven de supermannen en (de in veel mindere mate beschikbare) supervrouwen een aanzienlijk deel van de aandacht opeisen, ook al omdat ze een nog groter publiek hebben gekregen door bewerkingen voor film en televisie.
In How to read superheroes and why probeert literatuurtheoreticus Geoff Klock zijn inzichten toe te passen op een beperkt aantal superheldenverhalen van recente datum (1987-2001), beginnend bij Watchmen en Batman: The Killing Joke tot The Planetary. Daarbij beroept hij zich met regelmaat op literaire en psychoanalytische inzichten van Harold Bloom en Slavoj Zizek. Klock, 'a former Ph.D. student', mag graag laten zien dat hij niet van de straat komt en strooit dan ook kwistig met citaten van de genoemde leermeesters, terwijl ook academische helden als Michel Foucault en C.G. Jung niet ontbreken. Of dat alles bijdraagt tot een helder betoog en een goed leesbaar boek valt te betwijfelen.
Dat er vanaf eind jaren tachtig, na de golden, silver en bronze age, sprake is van een nieuwe golf aan zelfrelativerende superheldenverhalen die sterker dan voorheen allerlei - vaak gelaagde - verwijzingen bevatten naar eerder gepubliceerde ervaringen van uiteenlopende striphelden is na lezing van dit boek duidelijk. Dat het tijdsbesef van al deze helden (met vaak elk een eigen universum) en hun geestelijke vaders gecompliceerd is, is eveneens evident. Maar wat de literaire wijsheden daar precies aan toevoegen, blijft de vraag. Of was het slechts de bedoeling van de auteur om alleen collega-Bloom-adepten aan het striplezen te krijgen?
Liever had ik een boek gezien met de helderheid van het werk van de enkele malen door Klock geciteerde Matthew Puszt (Comic book culture - Fanboys and true believers, University Press of Mississippi 2000). Deze academicus betreedt in zijn werk eveneens de Amerikaanse stripwereld maar legt daarbij vooral het accent op het lezerspubliek. Dat verschaft buitenstaanders meer inzicht in de hedendaagse positie van de strip, waarbij affiniteit met bepaalde goeroes geen vereiste is om deel te nemen aan de schriftelijke rondleiding.