Nu er de laatste decennia slechts sporadisch een nieuw deel van Asterix verschijnt, lijkt het alsof Albert Uderzo bij gebrek aan beter af en toe een oude lade opentrekt om te kijken wat er nog op de plank ligt. Zo verscheen twee jaar geleden een dik deel oude Robber-verhalen, die voor het eerst in 1951-1953 waren verschenen en, na Franstalig nog tweemaal opnieuw gepubliceerd te zijn (1955-1957 en 1963-1965), in de jaren zestig in Nederland in Pep hadden gestaan.
Eveneens in Pep verschenen in diezelfde tijd twee verhalen van Johan Pikbroek - toen nog keurig Matje Madeira geheten - die nu net als Robber in albumvorm zijn uitgegeven. Niet alleen Pikbroeks naam is gewijzigd, ook de titels van zijn eerste twee avonturen: deel 1 van de huidige uitgave, De mirakelse kaper, verscheen in 1966-1967 in Pep als Koning's kaper(sic), terwijl het tweede deel, De kaper van de koning, in 1967-1968 nog De purperen piraat heette.
Op de twee - overigens zeer informatieve - introductiepagina's in deel 1 is niets te vinden over deze eerdere publicatie in Pep, dus kennelijk zijn deze pagina's zonder bewerking voor de Nederlandse markt gewoon uit het Frans vertaald. Van deze introductiepagina's leren we wel dat Pikbroek oorspronkelijk Jehan Pistolet heette en in het Frans achtereenvolgens in 1952, in 1954 (als Jehan Soupolet) en in 1960 (in Pilote) gepubliceerd is. Dus net als bij Robber zagen Ren? Goscinny en Albert Uderzo kans hun verhalen meer dan eens uit te venten.
Striphistorisch interessant is de Pikbroek-strip zeker, omdat die het eerste gepubliceerde resultaat is geweest van de samenwerking tussen Goscinny en Uderzo. Pikbroek lijkt in vormgeving en mimiek meer op Hoempa Pa dan op Asterix, maar dat is niet zo vreemd, omdat Pikbroek al van 1952 dateert en Hoempa Pa van begin 1958, zo'n anderhalf jaar voor de eerste publicatie van Asterix in Pilote. Bovendien waren Uderzo en Goscinny in de tijd dat ze samen Pikbroek maakten, ook al bezig met de oerversie van Hoempa Pa. Maar omdat ze die strip toen nog aan niemand konden slijten, bleef het ontwerp nog enkele jaren in de la liggen, tot ze de definitieve versie in 1958 in Kuifje kwijt konden.
Hoewel de vormgeving van Hoempa Pa al duidelijk herkenbaar is in Pikbroek, is de stijl van Hoempa Pa veel evenwichtiger, uitgebalanceerder en minder 'wapperend' dan die van Pikbroek. In Hoempa Pa is de paginacompositie strakker, wordt het verhaal beter verteld en zijn de grappen subtieler en beter gedoseerd. In het eerste deel van Pikbroek zit nog weinig verhaal, het is eerder een aaneenschakeling van grappen in slapstick-stijl, vooral in visuele slapstick, a la de bananenschilgrap. In deel 2 zit al veel meer een doorlopend verhaal en zijn de grappen beter, maar tekentechnisch is Uderzo nog volop aan het experimenteren, zodat de stijl uiteenloopt van puur karikaturaal naar bijna-realistisch.
Ook al lijkt de uitgave van deze twee strips - en volgens de achterflap staan de andere drie verhalen van de komische kaper Pikbroek ook nog op stapel - verdacht veel op het uitmelken van oude strips die in het kielzog van Asterix nog wel wat geld in het laatje kunnen brengen en ook al is de kwaliteit ervan niet bijzonder hoog, toch is het best leuk om de eerste probeersels van het later zo succesvolle duo Goscinny & Uderzo binnen handbereik te hebben. Want daarmee is de ontwikkeling van Goscinny als scenarist en van Uderzo als tekenaar in hun begintijd goed te volgen, in de periode dus dat hun strips in Nederland nog niet verschenen waren.